Johannes Sieben (1858-1934) was omstreeks de eeuwwisseling de laatste nachtwaker van Vlieland. Om negen, tien en elf uur ’s avonds zwaaide hij met zijn houten ratel en riep de eilanders in de Dorpsstraat toe hoe laat het was. Sieben was nachtwaker, dorpsomroeper, gemeentebode en klokkeluider. Na een ongeluk was zijn been afgezet en liep hij met behulp van twee houten plankjes met een voetje ertussen. Het geheel was met een leren hoes aan zijn dijbeen vastgesjord. Bij zijn waarschuwing “Klokke tien, tien heit de klok”, verdwenen de ouderen in huis, maar pas nadat ze hun ‘piespot’ in het donker hadden geleegd bij de boom. Jan Sieben is één van de personen naar wie op Vlieland een glop is genoemd. Gloppen zijn smalle doorgangen of steegjes, waarvan Vlieland er zeventien telt. Ze liggen aan beide zijden van de eilander hoofdstraat, de Dorpsstraat, en verbinden die aan de zuidzijde met de Waddendijk en aan de noordzijde met de Willem de Vlaminghweg, de Middenweg en het Achterom. Acht gloppen lopen naar het zuiden en negen naar het noorden. De smalle zijstraatjes kregen in 1975 een ‘straatnaam’, die overigens tot verdriet van een aantal eilanders vaak anders uitviel dan de namen die de gloppen in de volksmond hadden. Zo heette de Jan Sieben-glop in de volksmond ook wel ‘Glop van Jan van Saar’ of ‘Glop van Tante Cato’ (zijn vrouw), die ruim vijftig jaar de bewaarschool op Vlieland leidde. De keuze voor een bepaalde naam wordt uit het boekje helaas niet duidelijk. Vast staat dat de namen onlosmakelijk verbonden zijn met de Vlielander geschiedenis. Zoals de Betzy Akersloot-glop, vernoemd naar de ‘first lady’ van het eiland. Akersloot was een bekend kunstschilder, die in 1850 in Oslo was geboren. Daar volgde ze na een verpleegstersopleiding de Academie voor Beeldende Kunsten en bekwaamde zich – ongewoon voor een vrouw in die tijd – als zeeschilderes. Avontuurlijk als ze was maakte ze zeereizen, raakte bevriend met de Haagse schilder Mesdag en ging in 1892 mee op walvisjacht. Vier jaar later vestigde ze zich, na haar huwelijk, op Vlieland. Daar was ze dichtbij de door haar geliefde zee. Achter in de tuin liet ze een hoog atelier bouwen van waaruit ze over het water kon uitkijken. De Vlielanders vormden een eigenzinnig volkje, dat geloofde in God noch gebod. Niet voor niets verzuchtte een predikant in de achttiende eeuw op Terschelling dat hij zelden preekte op het buureiland, “omdat het daar toch niets helpen kan”. Een bloeiend kerkelijk leven heeft het eiland nooit gekend. De Gereformeerde Kerk is dit jaar afgebroken en Vlieland is dan ook de enige gemeente van Friesland, en wellicht van Nederland, waar, bij gebrek aan partij van die naam, geen stem kan worden uitgebracht op het CDA. De Kerke-glop leidt naar de enige kerk die het eiland nog rijk is: de Hervormde.Deze voorbeelden van lokale geschiedenis staan in de Gloppengids van Vlieland, geschreven door de historica Reina van Ditshuyzen. Zij woonde een klein jaar op Vlieland om het leven in een kleine afgesloten gemeenschap aan den lijve te ondervinden. Van Ditshuyzen is al jaren gefascineerd door eilanden. In 1970 woonde ze op Mallorca en ze reisde drie jaar lang voor een boek langs alle 34 kleine Italiaanse eilandjes. Op Vlieland raakte ze geïnteresseerd in de nauwe stegen, ze sprak met bewoners en bestudeerde de archieven. Het hier uit voortgekomen boekje verschaft behalve actuele informatie ook een aardig beeld van het leven op het eiland in vroegere eeuwen.

Tekst: Karin de Mik