In 1993 begint Rob van der Mark als burgemeester van Vlieland, de dunstbevolkte gemeente van Nederland. Het Waddeneiland kenmerkt zich door een uitgesproken rustig karakter. De rust op dit eiland wordt in 2005 echter ruw verstoord door diegenen die normaliter zorg dragen voor het bewaken van de rust en de openbare orde: het politieteam. Een bijzonder verhaal over de cultuur van een eiland met elfhonderdenvijftig inwoners en de ruzie tussen politieagenten, burgemeester en bevolking gedurende de laatste maanden van Van der Marks burgemeesterscarrière.

Burgemeester Rob van der Mark graaft in de geschiedenis van Vlieland, om de context van zijn verhaal goed uiteen te kunnen zetten. ‘In de loop der eeuwen heeft Vlieland het altijd op eigen kracht gered. In 1736 verdween het dorp West-Vlieland in de golven, waarna het eiland nog maar uit één dorp bestond. Later werd niet het water, maar armoede de grote vijand van het eiland. Toen de Vlielanders na de opening van het Noordzeekanaal niet meer konden rondkomen van de zeevaart en visserij, vatte de overheid eind negentiende eeuw zelfs het plan op het eiland te ontruimen. Ook die klap kwam men te boven. Ondernemende economische vluchtelingen uit Noord-Holland, Friesland en Groningen wisten dat uiteindelijk, half twintigste eeuw, te voorkomen door het toerisme op Vlieland op te bouwen.’ 

De omstandigheid dat Vlieland een eiland is, klinkt volgens Van der Mark overal in door. ‘Politiek op Vlieland is een Dorpsstraat- democratie, met een neiging naar belangenbehartiging, heb ik wel eens in een interview gezegd. Elfhonderd mensen zitten op elkaars lip en houden elkaar in de gaten. Dat maakt de onderlinge omgang en de verhoudingen tussen de bewoners anders dan aan de wal. De rol van de overheid en de positie van de burgemeester is per definitie anders dan aan de wal. Het doet een beroep op speciale vaardigheden. De kust ligt 15 mijl bij ons vandaan. Dat heeft ertoe geleid dat Vlielanders zichzelf altijd alleen hebben moeten redden en ook vanuit die houding handelen. Zodra in Harlingen een belastinginspecteur aan boord stapt, is zijn komst op Vlieland al bekend en heeft men anderhalf uur de tijd om orde op zaken te stellen. De Vlielanders hebben de overheid niet nodig, totdat het tegendeel bewezen is.’

Van der Mark refereert ook aan de dorpssfeer, die zijns inziens kenmerkend is voor de cultuur op het eiland. ‘Mijn collega- burgemeesters aan de wal zagen af en toe een politieauto voorbijrijden. Een agent op straat was een uitzondering. In het weekend zijn er in Noord-Friesland misschien twee politieauto’s op straat. De politie was op Vlieland echter dagelijks in beeld, aangezien het hele team van politie functionarissen ook op het eiland woonde. Wat dat betreft had ik natuurlijk niets te klagen. Tegelijkertijd had het dorpse karakter van Vlieland invloed op de speelruimte die de politie op het eiland had. Een politieagent die ’s morgens een boete uitreikt, komt dezelfde persoon ’s avonds weer tegen op de repetitie van het Zeemanskoor. De politiefunctionarissen waren geen geboren eilanders, maar als je langer dan een paar jaar op Vlieland woont en ook een fors aantal winters hebt overleefd, dan begint de bevolking je mondjesmaat als een eilander te beschouwen.’

Politieteam

Van der Mark blikt terug op de permanente reorganisatie binnen de politie. ‘De politie was al voor de regionale indeling van 1993 bezig met reorganisaties. Eerst kwamen de bezuinigen, later de pogingen om de organisatie optimaler te laten functioneren, om later weer te bezuinigingen en opnieuw in te zetten op een optimaler functioneren. Het was een doorlopende reeks van bezuinigingen en efficiencyslagen. Deze reorganisaties zorgden voor verschuivingen in het personeelsbeleid. Elke keer werden andere argumenten gevonden om politiefunctionarissen door te schuiven naar een bepaalde standplaats. Bij mijn aanstelling in 1993 waren vier agenten op het eiland werkzaam: een groepschef, een administratief medewerker en twee executieve dienders.’ Van der Mark gaat in op de reeks van wisselingen die leidden tot het team dat in 2005 op Vlieland actief was. ‘De groepschef die er in 1993 zat, was inmiddels groepschef geworden in Leeuwarden. Een van de executieve agenten had ontslag genomen en was baas van camping Stortemelk geworden. Een ander is vertrokken, omdat hij het wel gezien had op het eiland. Kortom: er waren plekken om op te vullen.’

De kiem van de spanningen die in het politieteam in 2005 ontstaan, zijn volgens Van der Mark te herleiden tot het besluit om één gezamenlijke groepschef voor Terschelling en Vlieland aan te stellen. ‘Het was sowieso al een bijzondere keuze om één teamchef aan te stellen, die afwisselend op een van de beide eilanden verbleef. Daarnaast speelde mee dat de persoonlijkheid van de groepschef er niet toe heeft bijgedragen dat het team op Vlieland als een geoliede machine ging draaien. Mijn eerste ontmoeting met de nieuwe groepschef vergeet ik niet gauw. Ik ging op uitnodiging van de districtschef met de nieuwe groepschef praten. Ik stapte de kamer in en zag een politieman die bij nader inzien twijfels bij me opriep of hij geschikt zou zijn voor een politiefunctie op het Waddeneiland. Hij had voornamelijk zijn ervaringen opgedaan in de regio Den Haag. De eerste indruk was zogezegd niet een indruk van iemand die altijd al op een vredig Waddeneiland wilde werken. Op dat moment kreeg ik geen hoogte van de reden waarom hij zo graag op Vlieland wilde komen werken. Het beeld dat buitenstaanders van de Wadden hebben is vaak rooskleurig, terwijl het vakantiegevoel snel verdwijnt als je je dagelijkse brood op de eilanden moet verdienen.’

De eerste indruk die Van der Mark heeft opgedaan wordt bevestigd, wanneer de groepschef op het eiland in zijn nieuwe functie start. ‘Hij werd bij de veerboot opgehaald door een Vlielander politieman, die in een politieauto naar de Veerdam was gereden. Toen de agent van de boot wilde wegrijden, zei de nieuwe groepschef: “Stop! Volgens mij doen we in Nederland altijd de gordel om als we wegrijden!” De groepschef had feitelijk uiteraard gelijk, maar de manier waarop hij zich profileerde was ongekend op Vlieland. De algemene teneur was dat het prima was om de regels op het eiland aan te scherpen, maar dat het niet op deze wijze moest. Het moment was verkeerd en het toontje was verkeerd. Helaas was de man zó. Het verhaal ging in mum van tijd door het dorp, waarmee zijn aanstelling misschien wel van meet af aan tot mislukken was gedoemd.’

Naast de groepschef stelt de Politie Fryslân ook een getrouwd politiestel aan op het eiland. ‘Twee executieve agenten die getrouwd waren, dat leek mij direct al niet zo handig. Een niet-bestuurder zou het ‘dom’ noemen. Het zijn dingen waar je ontzettend weinig invloed op hebt. Een dergelijke aanstelling zul je moeten accepteren.’ Van der Mark gaat verder met het uiteenzetten van invulling van het team. ‘Een andere nieuwe mannelijke executieve agent was eveneens getrouwd met een vrouwelijke agent. Deze politieagente was niet-executief, maar had de functie van administratief medewerkster bij het district. Zij maakte al sinds jaar en dag de roosters, per definitie een functie die je binnen de politie niet populair maakt. Tot slot is er nog een mevrouw in het politieteam doorgestroomd vanuit de parkeerpolitie in Franeker. Vanaf het moment dat ze voet op het eiland zette, werd ze bij de bakker, de slager en de supermarkt steevast met “mevrouw Wielklem” aangesproken. Die is er niet gelukkiger op geworden in de periode dat ze op het eiland woonde.’

Het verblijf van de groepschef is niet van lange duur. ‘Hij verbleef veelvuldig op Vlieland, maar is er niet geliefd geworden. Zijn eerste indruk is onuitwisbaar gebleken. Uiteindelijk besloot de Politie om hem van Vlieland af te halen en hem aan te stellen als groepschef voor Terschelling. Waarmee op Vlieland een nieuw probleem ontstond, omdat een nieuwe groepschef moest worden aangesteld. Het regionale politiekorps besloot om een aardige man van de wal eenmaal per week naar het eiland te sturen, om daar te ‘kijken’ en te zien hoe het liep. De andere dagen zou een politieagent die gelijk met het echtpaar op het eiland was aangetreden de honneurs waarnemen. Deze politieagent werd dus aangewezen om – iets meer te zijn dan zijns gelijken – leiding te geven.’ De rust is van korte duur. Ook deze nieuwe vervangende ‘groepschef’ blijkt een spanning te veroorzaken op het eiland. ‘De man ging scheiden van zijn vrouw. Niet alleen de wijze waarop de scheiding ging veroorzaakte opschudding, maar ook het feit dat een huis beschikbaar moest worden gesteld om hem onderdak te verlenen leverde fricties op. Huizen zijn immers schaars op het eiland. Een nieuwe rel was geboren. Dat gebeurde dan allemaal in die periode voor 2005.’

Distantie

‘Op een eiland als Vlieland moeten bestuurders en agenten de nodige distantie tot de bevolking bewaren’, aldus Van der Mark. ‘Je moet oppassen met socialiseren. Niet alleen wàt je doet, maar ook hoe je dat doet en vooral met wie je vrienden bent telt zwaar op het eiland. Tot op zekere hoogte bestaan op het eiland verschillende clans die niet altijd even goed met elkaar door een deur kunnen. Je kunt je niet met Jan en Alleman inlaten, omdat het ooit het uitoefenen van de functie zal gaan belemmeren. Voor burgemeester en politie is het lastig om de boeman uit te hangen en de wet zwart-wit te nemen, want je moet hier ook nog leven.’

Een probleem met de oud-dienders ligt in het gegeven dat zij nadat zij uit dienst zijn getreden op Vlieland blijven wonen. ‘In het dorp ontstond een wijkje van agenten die executief waren, agenten die niet- executief waren en mensen die niet meer bij de politie werkzaam waren, maar hier wel bleven wonen. De executieve politieagenten voelden zich bekeken door de oud-politieagenten die op het eiland bleven wonen en respect hadden onder de rest van de bevolking. Het was een samenspel van ontwikkelingen die uiteindelijk tot een onwerkbare situatie heeft geleid’, zegt de oud-burgemeester. ‘De problemen zijn geëscaleerd nadat de politiechef was verdwenen en er geen fulltime leidinggevende aanwezig was die bepaalde hoe en wat er werd gedaan. Hoewel rust, ruimte en natuur het handelsmerk van Vlieland zijn, haalde het eiland in 2005 vooral de pers vanwege interne strubbelingen en ruziënde agenten. De rust was even ver te zoeken.’

Als burgemeester krijgt Van der Mark in toenemende mate signalen dat de situatie binnen het Vlielander team langzaam verergert. ‘Ik ben niet van het type burgervader, maar meer een bestuurder. Formeel gezien houd je je als burgemeester niet bezig met spanningen in het politieteam. Ik vernam wel van de spanningen, maar vond dat het als bestuurder niet mijn taak was om de agenten aan te spreken op wat ze wel en niet moesten doen. De districtschef voerde het personeelsbeleid, met hem besprak ik de toenemende spanningen wel.’ In korte tijd lopen de spanningen binnen het team op en wordt het voor de buitenwereld duidelijk dat de situatie onhoudbare proporties begint aan te nemen. ‘Er ontstonden ruzies binnen het team, in de trant van “Als hij dienst heeft, dan kom ik niet” en “Met hem ga ik niet in één auto zitten”.’ De burgemeester voelt zich dan wel gedwongen om in te grijpen, omdat de openbare orde in het geding begint te komen. ‘Ik constateerde dat het vastgestelde beleid niet meer werd uitgevoerd. Dat veranderde de zaken. De politie diende vorm te geven aan het vastgestelde beleid. Daar kwam de klad in door de verstoorde onderlinge verhoudingen. De onderlinge spanningen werden op enig moment zo zichtbaar dat ook de oudgedienden zich gingen bemoeien met de politietaak.’

In die rumoerige tijd heeft de burgemeester veel contact met de agent die van afstand leiding geeft aan het team op Vlieland. ‘Hij dacht precies hetzelfde over de situatie als ikzelf.’ De burgemeester schrijft vervolgens, na een gesprek met de plaatsvervangend korpschef, een vertrouwelijke brief richting de korpsleiding. ‘Ik heb daarin geschreven dat ik achter het advies stond van de korpsleiding om de hele bezetting te vervangen. Een enkeling van het eiland halen kon in mijn ogen niet, want dan zouden mensen blijven zitten en bleef een deel van het probleem bestaan. Of het advies zou worden opgevolgd was een tweede, maar ik wenste in mijn hoedanigheid als bestuurder dat het vastgestelde beleid door de politie zou worden uitgevoerd, hetgeen niet mogelijk bleek met het huidige team. Ik heb dit niet in afstemming gedaan met de gemeenteraad, omdat openbare orde puur mijn portefeuille betrof.’ De vertrouwelijke brief aan de korpsleiding lekt uit. ‘Ik kwam de brief overal tegen, bij de slager en bij de bakker. Overal. Als een brief over functiewisselingen gaat, dan is dat vrij dodelijk. In het advies stond onder meer dat het getrouwde politiestel voorwaardelijke strafontslag zou krijgen. Het tweetal heeft vervolgens een klachtbrief naar de gemeenteraad gestuurd. De burgemeester was daarin de grote boeman. Ik werd wel meer dan dertig keer met naam genoemd in de brief. De gemeenteraad was geschokt en heeft een heftige discussie met mij over het voorval gevoerd. Ik hamerde erop dat het, door de gemeenteraad vastgestelde beleid, niet werd uitgevoerd. De agenten deden wel allemaal dingen op het politiebureau, maar voerden het vastgestelde beleid niet uit. Ik heb ze meegedeeld dat ik de situatie graag hersteld zou zien. Wat mij betreft werden de agenten overgeplaatst naar Zuid-Limburg, zolang hier maar agenten kwamen die het door de gemeenteraad vastgestelde beleid uitvoerde.’

Van der Mark staat nog steeds achter de keuze van de korpsleiding van de Politie Fryslân om de complete politiepost, bestaande uit zes mensen, te vervangen. ‘Ik kan me niet herinneren dat eerder in de geschiedenis een volledig team van een eiland moet vertrekken. Maar als agenten niet bij elkaar op het bureau kunnen werken, dan heb je daarmee een onhoudbare situatie. De wellicht moedige keuze was een onvermijdelijk gevolg van iets dat al een klein jaar speelde. Dit is wel het gevolg van de unieke positie die Vlieland inneemt, want de burgemeester van Sneek kan de werkster in het politiebureau nog niet eens wegsturen. Mij werd verweten dat ik de agenten had weggestuurd. Evenwel is dat niet gebeurd, maar heb ik slechts een advies gegeven om het besluit te nemen. De burgemeester heeft niet de bevoegdheid om een dergelijk besluit te nemen.‘

Gemeenteraad

De gemeenteraad legt de verantwoordelijkheid van de politiële onrust in de schoenen van de burgemeester. ‘Korpsbeheerder Dales was het wel volstrekt eens met mijn visie. Maar de gemeenteraad vroeg mij waarom ze vooraf niet in kennis waren gesteld van het advies. Ik heb de raad gezegd dat zij daar niet over gingen, net zo min als zij bij mij konden klagen dat de boottijden niet goed waren vastgesteld, omdat ik ook daar niet over ging. De raad bleef erbij dat ik verantwoordelijk was.’

De gemeenteraad blijft Van der Mark aanvallen, maar draagt geen oplossing aan voor het probleem. ‘Dat hoeft misschien ook niet, want gemeenteraden zijn niet de baas in het duale systeem. Het is hun functie om toe te zien op het uitvoeren van het beleid.’ De negen leden van de gemeenteraad zitten volgens Van der Mark gevangen in de positie die de raadsleden innemen op het eiland. ‘Niemand wil eigenlijk in de gemeenteraad. Als je namelijk in de gemeenteraad zit, word je voor dat je aan het einde van de Dorpstraat zes keer aangesproken, waarvan vier keer onvriendelijk. Zo gaat dat op een eiland. Het is een vak apart om een bestuursfunctie te hebben op een Waddeneiland. Mijn voorganger had bedacht om zich rustig te houden, zodat nergens een dossier van hem kon worden opgebouwd. Hij zat er dus duidelijk iets anders in dan ik. Ik heb altijd geprobeerd om tegen de Dorpsstraatdemocratie te vechten op het eiland. Het kan niet zijn dat je voor de een andere regels gaat hanteren dan voor een ander. Men moest eens ophouden met dat geklets in de straat, want dat leidt slechts tot rariteiten. Als er al een verschil in beleid was, dan probeerde ik dat op basis van argumenten uit te leggen.’

Besloten wordt om vanaf 1 mei 2005 een nieuw team op het eiland te zetten, zodat de drukke zomerperiode op Vlieland in ieder geval niet zonder politie voorbijgaat. ‘Ondanks dat we op ons eiland altijd een rustig vakantiepubliek hadden, was dat een goed vooruitzicht.’ Het blijven evenwel rumoerige tijden voor de burgemeester. ‘De gemeenteraad en het college van Burgemeester en Wethouders lagen met elkaar in de clinch over de sluitingstijden van de cafés op het eiland. De gemeenteraad besloot cafés te onderwerpen aan het zogenoemde 1-2-3 regime. Dat betekent dat om één uur de deur dichtgaat en mensen niet meer worden toegelaten, om twee uur het licht aangaat en de muziek wordt uitgedaan en om drie uur het café dichtgaat. De raad hoopte daarmee dat de bezoekers gespreid de cafés zouden verlaten. Wij als college wensten dit 1-2-3 regime niet uit te voeren. Helemaal nadat wij een proef met het beleid hadden gedaan, waaruit bleek dat de overlast groter werd in plaats van kleiner. Ik werd in die periode voor van alles uitgemaakt, zelfs voor rotte vis. Bij mij werd daarmee een grens overschreden. Ik vind het immoreel wanneer een raadslid zich zo over de burgermeester uitlaat.’

Twaalf jaar lang zit Van der Mark dan al op het ambt van burgemeester in Vlieland. De discussie over de sluitingstijden zorgen voor een enerverend einde van zijn ambtsperiode van Van der Mark, die een half jaar daarvoor reeds heeft aangekondigd te willen stoppen als burgemeester. ‘Het is mijn les om als burgemeesters op een eiland of in een bepaalde hechte gemeenschap niet gelijk alle problemen te moeten willen oplossen. Neem liever kleine, voorzichtige stappen. Als je in een dergelijke situatie verzeilt raakt, zorg dan dat je een of enkele betrouwbare adviseurs om je heen verzameld, die niet in de omgeving wonen of daar bekend zijn, en als klankbord gebruikt.

Bron komt uit het boekje “Als het dan tòch gebeurt, bestuurlijke ervaringen met crises” Wouter Jong en Roy Johannink.